Bron:
Ons Zeeland 1928, nummer 21

De stichtingsoorkonde van het Jerusalem klooster (origineel SA Antwerpen, België, K122)Het is zeker verkeerd om de geschiedenis der Middeleeuwen identiek te stellen met die der geestelijke orden, welke in dien tijd bestonden, maar het is een feit, dat deze orden de geschiedenis der middeleeuwen beheerschen en dat zij door hun rijke bronnen, welke ze aan ons hebben overgeleverd, onontbeerlijk zijn, voor het samenstellen van de geschiedenis van ons gewest. Juist de beteekenis van deze orden maakt het interessant eens iets te vertellen over de uitgebreide bezittingen welke de kloosterorden in vroeger eeuwen bezaten en van den invloed die zij op de bevolking hebben uitgeoefend.

Zooals men weet, was Zeeland in dit opzicht niet misdeeld. Het bezat niet minder dan 15 kapittels en 56 kloosters, waarvan de machtigste vanzelfsprekend in Z. Vlaanderen waren gelegen. De Katholieke geest beheerschte door middel van den machtigen Vlaamschen invloed ons gewest en dit blijkt heel duidelijk wanneer we maar even een blik slaan op de geschiedenis.

Ook wanneer we de geschiedenis van het ontstaan der kloosters nagaan, vinden we overal Vlaamsche invloeden. Niet alleen de Z. Vlaamsche heeren, zooals de Maelstedes hadden uitgebreide bezittingen in Z. Beveland, maar ook en méér nog, de Kloosterorden. Zoo had bv. de abdij St. Baaf te Gent een groot deel van Z. Beveland in haar bezit (men heeft den naam van dit eiland in oorsprong ook daar gezocht, n.l.: St. Bavoland – Z. Beveland) en zoo is ook het klooster Jeruzalem te Biezelinge hoogstwaarschijnlijk vanuit Vlaanderen gesticht. Waarschijnlijk, want de oorsprong is niet met zekerheid bekend. De meening van Smallegange, dat het klooster in het jaar 961 of 962 reeds zou zijn gesticht, is nu wel onhoudbaar gebleken.

Zoowel Dresselhuys als Swalue en Bijlo hebben de onhoudbaarheid van deze stelling op afdoende gronden aangetoond en leggen daarbij den nadruk op het feit dat de orde van den H. Victor eerst in 1114 is gesticht. Men kan zich bij het laatste dan ook wel aansluiten, te meer omdat er in de stukken welke uit dezen en lateren tijd dateeren, in het geheel niet over dat klooster wordt gesproken. Maar dat alles neemt niet weg, dat het klooster hoogstwaarschijnlijk door Vlaamschen invloed is gesticht. Vlaanderen had vele belangen in de Bevelanden en behartigde in de eerste plaats de geestelijke. Het wekt dan ook geen verwondering dat Heer Wolfert van Maelstede in 1246 aan het klooster 25 gemet land schonk. De Maelstedes immers hadden uitgestrekte bezittingen in Z. Beveland en Heer Wolfert bezat o.a. een ridderslot te Biezelinge. Deze schenking maakt ook aannemelijk dat het klooster toen nog niet lang bestond, want het slot Maelstede dagteekent van begin 1200 en het is zeker dat het klooster in Maelstede’s heerlijkheid en dus met de toestemming van Heer Wolfert is gebouwd. (Kluit, Hist. Crit. Com. Holl. en Zeel.) Mogen wij omtrent jaartal en wijze van stichting in onzekerheid verkeeren, van het klooster zelf is ons veel bekend.

Het was een nonnenklooster dat een goeden naam had, en waarschijnlijk daardoor veel bescherming genoot. Het was rijk en bezat in de 14e eeuw meer dan 400 gemeten land, tienden, en inkomsten van missen en legaten. Het feit, dat de nonnen bijna alle van adellijke afkomst waren, verklaart voor een deel de bescherming en rijkdom die het klooster genoot. Maar aan den anderen kant zal het goede gedrag en de stipte naleving der kloostervoorschriften veel van dit alles hebben bewerkt. Want het kloosterleven liet in dien tijd veel te wenschen over.

Dat de nonnen zich niet aan plichtsverzuim of wangedrag schuldig maakten, bewijst wel het feit, dat ze nimmer berispt zijn, wat in dien tijd nog al eens gebeurde. Ze worden tenminste niet genoemd in het charter van Graaf Willem III, die in 1324 de geestelijke zusjes eens wat teterecht zette en hen verbood, “Met geen man, hetzij hij pape was of knape, op sol zouden gaan in de kamer of in bedsteden, geen mouwen met knoopen, nog open mouwen, nog beste hemden dragen” en 7 jaren later gelastte hij aan den baljuw, de papen te verbieden, dat ze de nonnen met rust zouden laten. (Bijlo, Kroniek van Kapelle, Biezelinge en Eversdijk). Een dergelijke berisping toont wel aan, dat een onberispelijk leven van de nonnen in dien tijd niet gemakkelijk was.

Het klooster had buiten zijn rijkdom ook rechten. Zou werd in 1251 besloten dat het de geestelijken mocht benoemen in de kerk te Schore (patronaatrecht). De invloed was groot. Het was het toevluchtsoord voor adellijke dames die ongetrouwd bleven, of om andere redenen een rustig en onafhankelijk bestaan zochten. Zij waren door de toetreding verplicht “niet alleen op heilige oefeningen voor zich zelven toe te leggen, maar ook op wetenschappelijke zaken en handenarbeid en daarin ook anderen op te leiden.” Uit het feit, dat veel dochters uit aanzienlijke Zeeuwsche geslachten naar het klooster werden gezonden, blijkt wel, dat het, zooals de meeste Zeeuwsche kloosters, het karakter van een opvoedingsinstituut had, en als zoodanig hoog stond aangeschreven.

Zoo ging het kloosterleven te Biezelinge zijn rustigen gang tot de Hervorming aanbrak. De priorin, Catheline Meskens, vluchtte met haar religieuzen naar het klooster St. Margrietendale te Antwerpen, met medeneming van alle archiefstukken en andere documenten. Deze vlucht had plaats omstreeks het jaar 1578. Wanneer het klooster gesloopt is, is niet bekend. Het schijnt tusschen 1632 en 1639 te zijn gebeurd. Wel is bekend, dat omstreeks 1662 de landerijen van het klooster aan particulieren werden verkocht. De grond, waarop het klooster stond, is nu veranderd in bouwland, en behalve enkele namen en overleveringen, herinnert niets meer aan het bestaan van het klooster Jeruzalem. Swalue deelt mee, dat hij in 1843 bij zijn onderzoek de grondslagen van dit klooster heeft gevonden.

Eenige jaren geleden werd nog een grafzerk gevonden en Bijlo vertelt van het bestaan van grafkelders. Misschien dat archeologisch onderzoek ook hier nog tot resultaten zou leiden, te meer daar de plaats van het klooster bekend is. De laatste herinnering er aan was het legaat van zekeren Marinus Baasdorp, geboortig van Biezelinge, die in de tweede helft der 16e eeuw al zijn goederen aan het -klooster vermaakte, waarvan een vaste som bestemd moest worden voor het opvoeden van arme kinderen. Dit fonds is tot in het begin der 19e eeuw blijven bestaan.