Adrie Koosterman
Vak Schaijk, 1e Bataljon,
6e Regiment Infanterie, Staf I-6RI
De Peel-Raamstelling
De Peel-Raamstelling bestond uit een aaneengesloten strook van inundaties en versperringen. Daarbij werd ook gebruik gemaakt van bestaande waterwegen zoals het Kanaal van Deurne en de Zuid-Willemsvaart. Tussen Mill en Griendtsveen werden deze natte versperringen versterkt door de aanleg van het Defensiekanaal. Direct achter deze natte versperringen lag een kazemattenlinie. Ter hoogte van de geïnundeerde delen van de stelling was deze echter minder zwaar.
The Peel Divisie was geen normale divisie, de divisie was gevormd om de rivier de Maas en de Peel-Raam stelling te verdedigen. Dit had gevolgen voor de organisatie van de divisie: er bestond een organsiatie in infanterie regimenten, maar de divisie was opgesplitst in 5 vakken, die elk een apart gedeelte van de Peel-Raam stelling moesten verdedigen. Elk vak had een aanntal infanterie- en grensbataljons en ondersteunende elementen. Het artillerieregiment was verdeeld tussen de vakken.
Het regiment 20 RA) werd gevormd in april 1940 en bestond uit voormalig personeel van de kustbatterijen en erg oude kanonnen (de 8 Staal), die gebruikt werden in het leger van 1880 to 1905, maar die weer door de mobilisatie in gebruik werden genomen. De divisie moest 3 stellingen, met elk specifieke taken, bemannen: – de eerste stelling was aan de Nederlands-Duitse grens, waar enkele grensposten werden gevormd. De taak was om Duitse grensoverschrijdingen te rapporteren, demolitie te plaatsen en zich terug te trekken achter de rivier de Maas. – de tweede stelling was de Maasstelling, met als taak de de Duitse inval te vertragen. – de derde en laatste stelling was de Peel-Raam stelling, hier lag het sterkste deel van de divisie.
Verhaal van mijn vader
Dit is het verhaal van mijn vader over de meidagen van 1940, door hem aan mij verteld op 9 mei 2004. Door de oorlogsdreiging met Duitsland werd Adrie in het najaar van 1939 al gemobiliseerd en kreeg hij een opleiding als telegrafist in Breda, bij de Peel Divisie (Vak Schaijk, 1e Bataljon, 6e Regiment Infanterie, Staf I-6RI), zijn bataljonscommandant was de Grootmajoor Allard. Na een paar weken vertrok hij naar Langeboom, 4,5 Km van Mill aan de rand van de Peel. De tocht ging lopend in enkele geforceerde dagmarsen.
Adrie werd “ingekwartierd” op de boerderij van de weduwe Verstraten (door iedereen Moeke genoemd) en haar broer Willem in Langeboom. Mijn vader dacht te herinneren dat haar man door een stier was aangevallen en daarna was overleden. De familie had destijds een koeienfokkerij en in de tijd van mijn vader een kippenfarm. Er waren 3 zoons en twee dochters.
Mijn vader en de verbindingsgroep sliepen in een oude schuur, gelukkig was een van de soldaten een timmerman, Jo Verdaas en deze heeft de schuur opgeknapt. Ook was er Tinus Dijkmans uit Dordrecht die goed kon schilderen en de muren verfraaide met Disney afbeeldingen.
De foto rechtsboven laat de schuur zien, mijn vader staat rechts, naast hem zijn vriend Toontje Stofmeel uit Tilburg, links op de foto staat Karel Vermijs uit Oosterhout bij Breda en op de voorgrond Pietje, van een jaar of 6 was de jongste zoon van de weduwe Verstraten. Pietje liep altijd met hun mee met een oud soldatenmutsje op zijn hoofd naar een zaaltje in een cafe waar wij ons eetzaaltje hadden.
De volgende aanvullende informatie kreeg ik op 2 mei 2012 van dhr. Piet Verstraten:
De heer W. Sweens uit Mill, onderzoeker naar de geschiedenis van de oorlog in de omgeving van Mill, kwam bij mij met een print van Kloosterman Genealogie, Adrie Kloosterman mei 1940, Langenboom en Mill. Hierop een foto van drie militairen en een klein manneke met een soldatenpetje “Pietje Verstraten”, mascotte van de compagnie. Dat kleine manneke ben ik en de foto is voor de schuur bij ons thuis op de boerderij genomen.
Wat leuk, om op deze manier een moment uir mijn jeugd te mogen zien. Ik ken duidelijk alle genoemde namen van de bij ons ingekwartierde jongens. De groep vond het leuk om mij wat te verwennen. Ik had een eigen etens-bordje en bestek met daarin ons huisnummer geslagen, ik ging met hen eten bij Bens in de eetzaal en ik moest me melden op het appel. Waarschijnlijk werd ik door de jongens verwend omdat ik een vaderloos kind was. Mijn vader is overleden toen ik 1 maand en 3 dagen oud was. Niet door de aanval van een stier, maar door een bijzondere vorm van jeugdkanker in zijn borstbeen.
Ik ben geboren op 13 december 1932 en op dat moment was ik 7 jaar oud. Eind dit jaar hoop ik dus 80 te worden! Ik heb genoten om dit stuk geschiedenis te mogen lezen. Bij de inval van de Duitsers moesten wij gaan vluchten uit Langenboom en bij terugkomst bleek onze boerderij tot de grond toe te zijn afgebrand, evenals een aantal andere boerderijen in ons dorp. Gelukkig was de schuur blijven staan en de ruimte die door Jo Verdaas zo mooi was betimmerd en door Tinus Dijkmans prachtig was beschilderd bestond nog, compleet met stapelbedden en beddengoed zodat ons gezin daarin een onderdak had.
Ons gezin bestond toen uit Moeke met 7 kinderen, 4 jongens en 3 meisjes, oom Willem en nog een tante Leentje, die bij ons inwoonden sind mijn pappa overleden was. Van ons gezin van destijds uit Langenboom resteren er nog behalve mijzelf 2 zussen nl. Anny, wonende in Stadskanaal, nu 85 jaar en Corry, 82 jaar. Zij woont in Haren (Groningen). Beiden weten nog heel veel van toen, vooral Anny, die reageerde met: “och, die aardige Adrie Kloosterman” en zij begon met een uitgebreid verhaal over hem.
De vriend van mijn vader uit Dordrecht Dirk Visser (werkte voor de oorlog in de sigarenzaak van Zijderveld, op de hoek van de Jacob Catsstraat in Dordrecht) werd in een woning een paar honderd meter verder ingekwartierd. De verbindingsgroep bestond uit ongeveer 13 man onder de tweede luitenant Huizinga. De verbindingsapparatuur werd opgezet in een klooster in de buurt. Daar was mijn vader ook in de nacht van 10 mei toen de eerste Duitse vliegtuigen overkwamen.
De volgende aanvullen informatie kreeg ik op 6 februari 2007
nog over de meidagen 1940 van John Ditiecher.Het betreft zijn oom Piet Ditiecher (afkomstig uit Dordrecht)
Piet maakte ook deel uit van het 6e R.I. die in de meidagen 1940 in Langenboom heeft gevochten. John kreeg van zijn vader (de broer van Piet) een envelop met papieren die hij na het overlijden van Piet in bewaring had gekregen. Onder die papieren een soort dagboek van de eerste oorlogsmaand.
In zijn aantekeningen kwamen diverse namen (Stofmeel, Dijkmans en de tweede luitenant Huizinga) voor van de telefoonploeg waar Piet deel van uit maakte. Daarbij ook een paar namen die hij thuis kon brengen als oud-collega’s van mijn vader. Waarschijnlijk hebben Piet en mijn vader dus in dezelfde eenheid gezeten.
Piet brengt als dienstplichtige van 31 maart 1938 tot februari 1939 in dienst door. In zijn “oorlogszakboekje” dat hij in 1938 uitgereikt krijgt, staat aangegeven dat hij is ingedeeld bij het 6e Regiment Infanterie als Registator I reg. Nr. 140. Hij is volgens zijn aantekenboekje gelegerd in de Chassé-kazerne in Breda.
Als je dat aantekenboekje bekijkt is Piet in het leger belast met communicatie werkzaamheden. Zo heeft hij het Morse-alfabet genoteerd, staan er allerlei verbindingsmiddelen genoemd en geeft hij een opsomming van de indeling en het materieel van de telefoonsectie van de “verbindingsdienst A batterij infanterie”. Ook heeft hij bijvoorbeeld genoteerd hoe je met een gasmasker op moet telefoneren: “ik heb gasmasker opgezet, wilt u langzaam spreken en goed luisteren”.
Op 29 augustus 1939 wordt hij vanwege de mobilisatie weer opgeroepen. Bij het uitbreken van de oorlog ligt hij met zijn compagnie in Langenboom, een dorpje tussen Nijmegen en Uden. Na twee dagen strijd en de daarop volgende krijgsgevangenschap komt Piet na de nodige omzwervingen weer terug in Dordrecht.
Piet heeft van de eerste oorlogsdagen een dagboek gemaakt. Dat dagboek samen met zijn aantekeningen die ook bewaard zijn gebleven, geven een klein beetje een beeld van de dagen zoals hij die heeft meegemaakt.
Het volgende verhaal “Doorbraak bij Mill, vrijdag 10 mei”, komt van de website De Webridder, hier gepubliceerd met toestemming van de auteur.
“Op 10 mei 1940 om 04.00 uur, werd de bewaking op de westoever in Gennep overrompeld en konden een Duitse pantsertrein, gevolgd door een goederentrein vol infanteristen ongehinderd de brug passeren in de richting van de Peel-Raamstelling bij Mill. De Duitse opmars was dus nog maar net begonnen of de Maaslinie was reeds doorbroken. De Peel-Raamstelling bij Mill was frontlinie geworden.De pantsertrein, met daarachter de troepentrein, kon ongehinderd door de Nederlandse verdedigingslinie rijden; de beide treinen stopten pas zo’n 3½ kilometer ten westen van Mill, in de buurt van Zeeland. Het grootste gedeelte van het IIIe bataljon van het 481e Infanterieregiment stapte hier uit, terwijl de pantsertrein werd gerangeerd met het doel terug te rijden en contact te maken met de oprukkende Duitse troepen.
De Nederlandse soldaten bij de kruising van spoorweg en Defensiekanaal hadden echter niet stilgezeten. Onder leiding van luitenant van Eekelen en reserve-eerste-luitenant M. van Velden werden de versterkingen op de spoorbaan alsnog aangebracht, terwijl een drietal pioniers een aantal reeds op scherp gestelde landmijnen opgroef en onder de spoorrails legde.De pantsertrein reed inmiddels terug en ondanks de aangebrachte aspergeversperring minderde hij geen vaart. Het gevolg hiervan was dat de trein met donderend lawaai ontspoorde.
Rond 12.00 u. bereikten Duitse troepen de Peel-Raamstelling bij Mill. Men ontdekte de ontspoorde pantsertrein. Verscheidene kleine infanterieaanvallen werden afgeslagen, door de kazemattenlinie. Hun artillerie was nog niet gearriveerd, over de Maas moesten eerst noodbruggen worden geslagen. Wel had men de beschikking over antitankgeschut, waarmee ze de bezetting van een aantal kazematten wisten uit te schakelen. Dat deze bunkers dit wapen niet konden weerstaan wisten ze, nadat Duitsland proeven had gedaan met dergelijke bunkers in Tsjecho-Slowakije, in Sudetenland.
‘s Avonds na 18.00 u volgde een grote ‘Stuka-aanval’, die vooral een klap was voor het moreel van de Nederlandse soldaten.
De inmiddels gearriveerde Duitse artillerie leidde de massale aanval in. Twee Duitse Divisies stormden naar voren. Ze gebruikten planken en balken om over het Defensiekanaal te komen, of bereikten wadend de overkant. Ondanks zware verliezen aan Duitse zijde brak men rond 20.40 u. door de stelling. Een uur later kon men de pantsertrein ontzetten. Een peloton Nederlandse huzaren wist de doorgebroken vijand te stoppen. Ondertussen waren alle noordelijk en zuidelijk van Mill uitgevoerde aanvallen afgeslagen.
Kolonel Schmidt, bevelhebber van Noord-Brabant, besloot zijn troepen toch terug te nemen op de Zuid-Willemsvaart in de nacht van 10 op 11 mei. Het definitieve vallen van de stelling kon niet lang meer uitblijven. Terwijl sommige onderdelen die nacht vochten in hun kazematten, marcheerde een ander deel naar Den Bosch. Desondanks boden verschillende kazematten op 11 mei nog steeds hevig verzet. De Duitsers dachten het 3e legerkorps verslagen te hebben met onderdelen van de Lichte Divisie, maar dit korps was inmiddels in de Waal-Lingestelling gearriveerd.
De stelling had voldaan, maar de menselijke en materiële schade was groot; voor een kleine plaats als Mill, werd er een groot aantal boerderijen en burgerwoningen kompleet verwoest, waardoor de bewoners van de ene op de andere dakloos werden. Maar liefst 47 boerderijen, 5 dubbelstallen, 17 enkelstallen, 31 burgerwoningen en 10 bedrijfsgebouwen werden er verwoest, waardoor zo’n 400 daklozen in noodwoningen dienden te worden ondergebracht. En als zwaarste offer; dertig Nederlandse militairen waren gesneuveld.”
Verhaal van mijn vader
Hij kan zich nog herinneren dat ze op 10 mei om 04.00 wakker werden van overvliegende vliegtuigen en dat de tweede luitenant Huizinga zei dat die waarschijnlijk op weg waren naar Engeland. Maar toen in de verte de eerste ontploffingen te horen waren van de kanonnen en het kanonvuur steeds dichterbij kwam bleek het wel anders te zijn.
De aalmoezenier gaf een preek terwijl iedereen in de schuilplaatsen zat.De volgende dag 11 mei werd er gebombardeerd, mijn vader kan zich de Stuka’s nog herinneren. De (verouderde) verbindingsapparatuur begaf het, men had alleen verouderde wapens, karabijnen uit de vorige eeuw, die volgens mijn vader op 10 meter al niets meer raakten en iedereen vluchtte weg.
De inslag van de Duitse granaten kwam steeds dichterbij en omkijkend zag mijn vader 100 meter achter hem de bommen vallen.
De verbindingsgroep van mijn vader was inmiddels teruggetrokken (gevlucht), er was complete chaos ontstaan en mijn vader en zijn vriend Koos Zwijnen raakte het contact kwijt. Ze kwamen terecht in het plaatsje Zeeland, het regiment was daar al weg, ze kwamen nog wel Franse (?) eenheden tegen.
Mijn vader en Koos raakten (zo beschreef hij dit op 86 jarige leeftijd) op drift en kwamen bij een verlaten woning, ‘s-nachts kwamen de Duitse tanks voorbij rollen. Ze hielden zich stil en deden daar hun uniform uit en trokken burgerkleding aan die ze in de woning vonden.
De volgende dag liepen ze verder, kwamen langs een woning toen er op de ruit werd getikt. Een mevrouw wenkte hun en deed de deur open. “Jullie zijn zeker gevluchte soldaten”, zei ze en wees naar hun schoenen. Mijn vader en Koos waren vergeten hun soldatenkistjes uit te doen. Ze kwamen bij de kapot geschoten brug van Keisersveer en klommen over de resten en spanten naar de overkant.
Uiteindelijk kwamen ze weer bij hun regiment terecht in Culemborg. Daar sliepen ze op het plein en hebben nog een dag granaten gelost van een schip. In Culemborg werden ze gedemobiliseerd. Adrie “vorderde” een fiets en is via Gorinchem naar huis gefietst.
In mei 2004 heb in een lang gesprek met hem deze geschiedenis opgetekend, zijn geheugen was aan het achteruitgaan, maar in de loop van het gesprek kwamen meer details naar voren.
Met tranen in zijn ogen vertelde hij mij dat toen hij het tuinpad thuis in de Kofstraat in Dordrecht op kwam lopen, zijn moeder zag hem aankomen en als eerste vroeg ze; “Adrie, heb je nog iemand dood moeten schieten”. “Gelukkig niet”, antwoordde hij.
Later heeft hij de fiets en de kleding nog teruggestuurd en kreeg er nog een bedankbriefje voor.
Cees Kloosterman, 11 mei 2004
De Peel Divisie
Divisie commandant, Kolonel L.J. Schmidt :De indeling van de frontlinie was als volgt:
– Vak Schaijk: ten zuiden van Nijmegen – ten zuiden van Gennep;
– Vak Erp: ten zuiden van Gennep – ten zuiden van Vierlingsbeek;
– Vak Bakel: ten zuiden van Vierlingsbeek – ten noorden van Venlo;
– Vak Asten: ten noorden van – ten noorden van Roermond;
– Vak Weert: ten noorden van Roermond – ten zuiden van Wessem.Tijdens de mobilisatie kreeg de GBJ er een 3e en 4e compagnie bij, gevormd door de volgende detachementen:
3-GBJ: gevormd uit gd Hilvarenbeek, gd Baarle-Nassau en gd Goirle;
4-GBJ: gevormd uit gd Wilreit, gd Reusel, gd Bergerijk en gd Borkel.Eén van de bataljons AT-pelotons werd gestuurd naar de de troepen in de Peel-Raam stelling of de Maas stelling. Eén peloton van het 4e compagnie Korps Motordienst (4 KMD) werd verbonden aan het TBZL.
Peel Divisie Vak Schaijk
1e Bataljon, 6e Regiment Infanterie.
RegimentStaf en 2e Bataljon en 3e Bataljon ingedeeld : 6e DivisieStaf-I-6 R.I per xx Mei 1940
Majoor A.J.M. Allard, Bataljons Commandant
Res.1eLtn J. Vogel, Adjudant
2e Ltn. Huizinga, Cmd.Vbd.A
Res.1eLtn A.J.C v.d Hurk, Gasofficier
Vaandrig van Esch, Gasofficier
1eLtn ma F.J.E.M Verhagen, Verpleeg off.
Res.off.gez.1ekl M.H.G.E. Pinckers, Batj. Arts
Res.off.gez.2ekl H.P Wouda, Batj. Arts