Terug naar:
 Jacobus Kloosterman
De volgende familiegeschiedenis van Jacobus Kloosterman en zijn nageslacht geschreven door Theodore Markus Reuschel een achterkleinzoon van Jacobus (Theodore is een zoon van Jeanette Kloosterman, geboren (12-03-1923) uit het huwelijk d.d. 07-02-1942 te Zeeland, U.S.A. met Theodore Bruno Reuschel. De vertaling van werd verkregen via Dhr., Cees Kayser en Mevr., Suus-Hofman-Bosch.
NAAR AMERIKA
In het jaar 1891 namen Jacobus Kloosterman en Adriana Wabeke na lang wikken en wegen een uitermate belangrijke beslissing betreffende hun toekomstig bestaan.
Ze besloten om hun geboorteland en het dorp waar ze woonden en hun familieleden en vrienden te verlaten en een nieuw leven te beginnen in een groeiend en bloeiend land: Amerika.
Zulke beslissingen werden in Europa al wel 2 eeuwen lang genomen maar in het bijzonder de laatste 10 jaren meer en meer om tal van redenen waaronder: tijdelijke armoede en gebrek misoogst en malaise politieke instabiliteit en verdrukking oorlogsdreiging het ontbreken van godsdienstvrijheid werkeloosheid veroorzaakt door de industriële revolutie die veel boeren handwerkslieden kleine handelaren en arbeiders in kleine fabriekjes trof. Ook overbevolking was in tal van gebieden een factor. Vaak was er niet genoeg landbouwgrond beschikbaar voor nieuwe gezinnen of het was in handen van rijke landeigenaren en niet beschikbaar voor de gewone klassen. Juist Nederland was toch al één van de meest dicht bevolkte gebieden ter wereld met meer dan 300 inwoners per vierkante mijl aan het eind van de 19e eeuw (in 1975: 800 per vierkante mijl).
Hoe dan ook Jacobus en Adriana verenigden dit alles in hun simpel verlangen naar een beter leven voor zichzelf en hun kinderen. De toekomst in Nederland beloofde hen en vele anderen slechts een armzalig bestaan en wat ze hadden gehoord over het nieuwe land bood perspectief op een aanzienlijke verbetering. Dat mochten ze concluderen uit wat ze vernamen van Adriana’s broer Cornelis Wabeke die zo’n 10 jaar eerder in 1880 met zijn vrouwen gezin naar Amerika emigreerde.
Dus scheepten Jacobus Kloosterman en Adriana Wabeke en hun 18 maanden oude zoon Johannes (later John) zich in 1891 in voor hun reis naar Amerika. Adriana’s vader Adriaan Wabeke weduwnaar was overgehaald om mee te gaan. Adriana was op dat moment in verwachting en tijdens de overvaart over de Atlantische Oceaan bracht ze een tweeling ter wereld. Helaas de tweeling overleefde het niet en werd in zee begraven.
Na hun aankomst in Amerika trokken de Kloostermannen naar Zuid West Michigan wellicht per trein. Ze startten hun nieuw bestaan in Ottawa County in Zeeland een kleine nederzetting bevolkt door reeds eerder geëmigreerde Nederlanders en genoemd naar hun provincie van afkomst. Hier konden ze zich wat thuis voelen in dit vreemde land. Het landschap was helemaal vlak en voor het grootste deel was de afwatering slecht maar zelfs deze kenmerken herinnerden aan hun land van afkomst.
Velen van de Nederlanders die er al woonden stamden uit de kolonies die waren gesticht door ds. Albertus C. van Raalte die in 1846 Zeeland had uitgekozen als een geschikte plaats van vestiging voor de vele Nederlandse emigranten die nog zouden volgen.
In diezelfde tijd waren er ook andere dichtbijgelegen nederzettingen ontstaan onder leiding van andere emigrerende Nederlandse leiders. In deze gebieden was houtvesterij en fabricage van houtproducten in de beginjaren het belangrijkste middel van bestaan maar dat belang nam af in de jaren 1870-1880. De landbouw kreeg toen de overhand.
DE EERSTE JAREN IN ZEELAND
Na de verplichte 5 jaren in de U.S.A. gewoond te hebben kreeg Jacobus Kloosterman op 30 oktober 1896 de papieren die hem officieel burger van de U.S.A. maakten.Die eerste 5 jaren en ook de daaropvolgende 15 jaren woonde Jacobus en Adriana in de plaats Zeeland. Zeeland was nog maar 44 jaar oud toen ze er voor de eerste keer arriveerden. Eén van hun eerste woningen daar misschien wel de eerste was een vierkant wit stenen huis met één verdieping South State Street 1448 dat nu nog bewoond wordt en maar weinig veranderd is.
Drie kinderen werden hier geboren: Edward in 1893 Mary in 1896 en Barbara (die Berthe werd genoemd) in 1898. Enige tijd later verhuisde het gezin naar North State Street even ten zuiden van Quincy Street. De vier kinderen bezochten de Town Line School gelegen op de hoek van State Street en Quincy Street.
Jacobus door zijn vrienden Ko genoemd vond werk bij tenminste 2 bedrijven in Zeeland. Waarschijnlijk was een van de eerste de “Zeeland Furniture Manufacturing Company” Main Avenue 349E waar slaapkamer meubilair werd gemaakt. Dit bedrijf werd in 1890 opgericht verkocht in 1926 en heette toen “Dutch Wood Crafts”. In 1940 werd de zaak opnieuw verkocht aan “Sligh and Lowry”. Heden ten dage is er de “Sligh Furniture Company”.
Het andere was een melk verwerkend bedrijf de “Phenix Cheese Company” zich noemend “manufacturers of fancy cheese and butter”. Omdat het gezin noch een auto noch een paard bezat ging Jacobus dagelijks te voet of op de fiets naar zijn werk.
Op zondag ging het gezin ook te voet naar de kerk. Data was de “First Christian Reformed Church of Zeeland” gesticht in 1862. In de kerkdiensten werd uiteraard Nederlands gesproken. De diensten werden gehouden in een nieuwe stenen kerk gebouwd in 1878.
Adriana Wabeke bleef aanvankelijk trouw aan haar traditionele Zeeuwse kleding. Ze was in principe zeer afkerig van het idee om de haar vertrouwde klederdracht van haar geboortestreek te vervangen. Vele jarenlang droeg ze haar witte kanten Zeeuwse kap met gouden spelden. Later droeg ze naar de kerk ook wel een zwarte hoed en paste ze haar kleding een beetje aan maar altijd bleef ze donkere en tot op de grond reikende kleding dragen. Zulke kleding nam de noodzaak weg een tasje met zich mee te dragen. In plaats daarvan droeg Adriana een tamelijk grote buidel met koorden eraan die ze rond haar middel bond en onder de buitenste omslagen van haar kleding aanbracht. Daarin droeg ze haar geld en andere zaken of snoepgoed voorde kinderen.
In het voorjaar van 1902 had John de oudste zoon de Town Line School doorlopen. Dat werd meestal als voldoende beschouwd voor de kinderen van die tijd en dientengevolge was zijn officiële scholing ten einde. Aangezien er thuis geen werk was en aangezien vele boeren in de omgeving extra werkkrachten konden gebruiken voegde John zich op 12-jarige leeftijd bij he leger der werkenden. Zoals de gewoonte was voor veel jongens in zijn situatie (een zelfs voor meisjes) kwam hij te werken bij een boer waar hij inwonend was en naar we veronderstellen nog iets extra’s verdiende in rui voor zijn diensten. Hij werkte bij Hoffman en later voor een zekere Meeusen.
Hoewel Adriana met tegenzin haar geboortestreek verlaten had en aanvankelijk erg veel heimwee had bleek het leven in Amerika voor haar en haar man Jacobus een goed leven te zijn. In die trant schreven ze regelmatig naar Adriana’s broer Jan Wabeke die in Nederland was achtergebleven en spoorden hem aan om ook naar Amerika te komen. Jan Wabeke voelde daar wel voor maar zijn vrouw kon daartoe niet worden overgehaald.
Zo bleven ze in Nederland tot haar dood in 1904. In het jaar daaropvolgend scheepten Jan en zijn drie kinderen Lizzy (6 jaar) Marinus (14 jaar) en Ed (16 jaar) in met de bedoeling zich bij de aan hun verwante Kloostermans te voegen in Michigan. De overtocht over de Atlantische Oceaan duurde 11 dagen ende bijzonderheden van die reis kunnen ons enig inzicht geven in de beproevingen die ook Jacobus Kloosterman en Adriana Wabeke ongeveer 14 jaar eerder te verduren hadden.
De passagiers konden afhankelijk van hun bereidwilligheid of mogelijkheden daarvoor te betalen 1e 2e of 3e klasse reizen. Aangezien ze weinig bezaten moesten Jan Wabeke en zijn kinderen wel 3e klasse reizen. Ze deelden hun lot in dit deel van het schip met vele arme vooral joodse mensen. Bijna iedereen was het grootste deel van de lange reis zeeziek. Alleen al het horen van de bel die aangaf dat het etenstijd was keerde hun magen binnenstebuiten. Lizzy en haar vader hadden de kracht om deze ellende enigermate te ontlopen door vaak de frisse buitenlucht aan dek op te zoeken.
Op een dag zou er erwtensoep worden gegeten en dus werd er een enorme soepketel op tafel gezet. Ieder werd verondersteld een tinnen schotel te nemen en zijn eigen portie op te scheppen. Ongelukkigerwijze echter voordat men daaraan toe kwam greep een hoge golf het schip het schip maakte slagzij en de ketel die tot de rand gevuld was met erwtensoep gleed van de tafel en alles viel op de grond. Zulke onaangenaamheden soms verschrikkingen waren er nogal wat bij het oversteken van de Atlantische Oceaan en we kunnen er zeker van zijn dat de passagiers blij waren toen ze in Amerika voet aan land zetten.
Jan (John) Wabeke vond werk in de omgeving van zijn verwanten en inwoning en verzorging op de boerderij van John Kossen. Zijn beide zoons Marinis en Edward vonden ook werk en woonden in bij andere boeren in de buurt zoals toen de gewoonte was. Lizzy trok in bij haar oom Cornelis (Case) Wabeke bij het gezin dus dat zowel hen als de Kloostermans had overgehaald om naar Amerika te komen. En zo vaak als de gelegenheid zich voordeed kwam Lizzy vaak voor meerdere dagen logeren bij Jacobus en Adriana die een moeder voor haar was. Haar nichten Mary en Bertha zagen haar graag komen en ‘s nachts sliepen ze gedrieën in één bed. Eens moeten ze uit bed geslopen zijn en Adriana gevonden hebben op haar knieën lange tijd biddend.
NAAR HET PLATTE LAND
In 1911 kwam er weer een nogal ingrijpende verandering in het leven van Jacobus Kloosterman en Adriana Wabeke. Ze verhuisden naar het platteland ten noorden van de plaats Zeeland. Het was een experiment dat niet in de eerste plaats zo zeer hun belangen diende maar bedoeld was om een plaatste creëren voor de volgende generatie.
In december 1910 hadden ze 40 acres (ongeveer 16 ha) land gekocht in de noordoosthoek van New Holland Street en 80th Street in Blendon Township. Daarvoor was een hypotheek nodig van $1389 met een looptijd van 5 jaar tegen 6% rente. Ze werden de 9e bezitter van het eigendom dat in 1937 voor het eerst door de U.S Government was verkocht.
Minder dan een jaar later in november 1911 kochten ze er nog eens 20 acres (ongeveer 8 ha) bij een kwart mijl meer naar het westen gelegen ten noorden van New Holland Street voor de prijs van $1000 tegen een rente van6%. Van dit eigendom waren ze de 6e eigenaar sedert de uitgifte ervan door de U.S. Government in 1856. Beide percelen waren naar het schijnt al voorzien van primitieve woningen en schuren.
De Kloostermans verhuisden eerst naar het eerste en grootste van de twee eigendommen. Blendon was één van de laatst gebouwde woonkernen op het platteland aldaar. Om precies te zijn: kaarten van 1876 laten zien dat het grootste deel van dit gebied geen wegen had en in bezit was van de “Blendon Lumber Company”. Twee of drie spoorlijntjes hadden er hun eindpunt inde naaldbossen om de door dit bedrijf uitgeoefende houtvesterij mogelijk te maken.
De Kloostermans echter bedreven er landbouw en bleven er drie jaar. Hun kerkelijk lidmaatschap ging over naar de dichterbij gelegen “Beaverdam Christian Reformed Church”. In die tijd op 23 mei 1912 trouwde hun oudste zoon John nu 22 jaar oud met Rolena Bakker op de boerderij van haar ouders Roelof en Alida Bakker. Rolena meestal gewoon Lena genoemd was daar geboren een paar mijlen ten noorden van de plaats Zeeland op 3 september 1892. Ze had 9 broers en zussen. Haar ouders kwamen ook uit Nederland. John en Lena woonden in hun jeugd weinig meer dan een mijl bij elkaar vandaan en bezochten dezelfde school.
Na hun huwelijk huurden John en zijn echtgenote een huis in Harrison Avenue te Zeeland. Hier werden hun eerste kinderen geboren Ada en Alyda. De naamkeuze was bij vroegere generaties in overeenstemming met het Nederlandse gebruik dat volgens een speciaal patroon verliep. Het kwam er op neer dat de eerstgeborene werd vernoemd naar één van de grootouders van vaderskant de tweede naar een grootouder van moederskant de derde weer naar vaderskant en zo voort. Wie het anders deed, deed zijn ouders schande aan. Derhalve werd Ada vernoemd naar Adriana (Wabeke) en Alyda naar Alida (Bakker). Als er in een gezin meer kinderen werden geboren dan er grootouders zijn werden ze vernoemd naar ooms en tantes.
In 1914 beslisten Jacobus Kloosterman en Adriana Wabeke dat hun boerderij van 40 acres te groot was en verkochten die in februari van dat jaar aan Len en Case de Jongh voor $2000. Ze verhuisden naar de kleinere boerderij van 20 acres New Holland Street 8211.
Hun tweede zoon Edward trouwde het jaar daaropvolgend op 6 mei 1915 met Minnie de Vries en kocht dezelfde boerderij van 40 acres die zijn vader had verkocht weer terug. Ze kregen daar een dochter Adriana in 1918 en later Gertrude Edward jr. en Mynard. In september 1916 trouwde Mary Kloosterman met Louis Krikke en woonde enige tijd bij diens ouders in Port Sheldon Road even ten westen van 72th Street. Ze verhuisden verschillende keren en kregen in totaal 6 kinderen: Martin Adriana (onbekend) Henriëtta Jason en Louisa.
Intussen besloot ook John de voorkeur te geven aan het leven op het platteland en aan het boerenbedrijf dat hij als jongen had leren kennen en huurde een boerderij die het eigendom was van Albert Boersma. Die boerderij lag slechts 2 mijlen verwijderd van die van zijn ouders een halve mijl ten westen van State Street. Dit vond plaats in 1914 of 1915 en men woonde daar tot 1917.
In 1917 kregen Jacobus Kloosterman en Adriana Wabeke blijkbaar genoeg van het plattelandsleven en verkochten op 2 maart hun boerderij van 20 acres inclusief het huis en de schuren aan hun zoon John voor $1500. Om dit te kunnen betalen namen John en Lena een hypotheek op het huis ten bedrage van $1000 tegen 5% rente. Op diezelfde dag breidden zowel hij als zijn broer Edward hun bezit nog verder uit. Ed kocht 10 acres die in het noorden bij zijn bezit grensden voor $550 en John naam er 30 acres bij die daar aan grensden voor $1950.
Jacobus en Adriana keerden terug naar de plaats Zeeland met hun nog niet getrouwde dochter Bertha en huurden het huis Harrison Avenue 128. Opvallend is dat dit hetzelfde huis is dat John en Lena enkele jaren eerder pas getrouwd hadden gehuurd. Het was een tamelijk groot huis dat in 2 delen was verdeeld. Met z’n drieën bewoonden ze de westelijke helft en de oostelijke helft werd bewoond door een ander gezin. Zowel Bertha als haar vader werkten weer enige tijd bij de “Phenix Cheese Company”. Er zijn aanwijzingen dat Jacobus Kloosterman ook een korte tijd in een meubelfabriek werkte.
In september trouwde Bertha met John Roels en woonde in de daaropvolgende jaren op verschillende adressen in Zeeland. Ze kregen 4 kinderen: Delia Jason Paul en Edwin. Jacobus en Adriana bleven alleen achter en begonnen aan een gemakkelijker en meer rustig deel van hun leven. Een in het algemeen gemakkelijker en rustiger leven ondanks bijzondere incidentele voorvallen als die ene keer toen grootmoeder Adriana terwijl ze in haar tuin de was te drogen hing verrast werd door een ratelslang die van de zon lag te genieten. Op haar hulpgeroep kwam onmiddellijk een buurman af die de bedreiger doodde.
NEW HOLLAND STREET
John Kloosterman en Lena Bakker hadden nauwelijks de tijd gehad om zich te installeren in hun boerderij toen hun eerste zoon geboren werd: James Russel in april 1917. Twee jaren later in 1919 werd er een derde dochter geboren Rosella. In datzelfde jaar werd de oude stal die klein was en inslechte staat gesloopt en daarvoor in de plaats een grotere en betere gebouwd die wel voldeed aan de toenemende behoeften en grootte van het bedrijf.
In 1920 kwam er een nieuwe verdeling van eigendommen tot stand. John verkocht aan zijn broer Edward voor $850 de meest zuidelijk gelegen 10 acres van zijn perceel van 30 acres en kocht zelf 20 acres gelegen bij zijn boerderij aan de andere kant van de weg voor $1700. Nu hadden beide broers een bedrijf met 60 acres land en konden starten met een serieuze bedrijfsvoering.
Naast het werk dat hij deed op de boerderij zocht John werk buitenshuis in de stad. Enige tijd werkte hij voor de “Phenix Cheese Company” zoals ook zijn vader deed. Eén van zijn werkzaamheden daar was het ophalen van melk bij de boerderijen in de omgeving. Uit die tijd dateert de volgende overlevering.
Op een winterdag begon het hevig te sneeuwen en de wind stak op. Op het moment dat John’s dagelijkse werk er op zat woedde er een felle verblindende sneeuwstorm. Hij mende zijn span paarden Zeeland uit en sloeg de weg in naar huis. Enige tijd vorderde hij langzaam maar wat hij nog kon zien werd steeds minder en zo weinig dat hij niet meer wist in welke richting hij de paarden moest leiden.
Hij merkte echter op dat de paarden de neiging hadden in een bepaalde richting te trekken. Tenslotte liet hij de paarden hun gang gaan en liet het aan hun over de weg te zoeken. Dit bleek een wijs besluit want na lange tijd ontdekte hij dat de paarden hem precies naar de weg gebracht hadden die toegang gaf tot zijn boerderij.
Een tweede zoon en het vijfde kind werd geboren in 1921 en werd Edward genoemd. Een dochter Jeanette volgde in 1923.
Omstreeks die tijd noopten de behoeften van een groeiend gezin John ertoe zijn werkzaamheden in te brengen in de pas opgerichte (1920) “Zeeland Farmers Cooperative” in hun molen East Washington Street 155. Deze verbintenis duurde meer dan 30 jaar. In de molen was hij meestal één van de twee mensen die graan losten de klanten hielpen en omzagen naar andere noodzakelijke karweitjes. Omstreeks die tijd ook en mogelijk daarom verwierf het gezin haar eerste automobiel een Model T Ford Touring Car. John’s inzet voor de “Coöp” was even groot als ze was voor de “Cheese Company.
Als je niet ziek was mocht je geen dag overslaan. Als op één of andere wintermorgen de weg was dicht gesneeuwd en als dat betekende dat je ruim 2 mijlen moest lopen naar Borculo Road om daar met je zwager Andrew Baker of iemand anders te kunnen meerijden dan gebeurde dat. Als hij op weg naar huis in een sneeuwstorm geraakte liet hij zijn auto achter bij zijn zwager en liep de laatste 2 mijlen naar huis. Het gezin Kloosterman zou hem wel opmerken als hij tegen etenstijd het pad naar de boerderij op kwam zijn das warm om zijn gezicht gewikkeld.
In het voorjaar van 1929 verlieten Jacobus Kloosterman en Adriana Wabeke (de ouders van John) hun huurhuis in Zeeland en kochten voor $1100 een eigen huis pal naast de woning die ze verlieten. Beide percelen grensden aan de spoorweg die door de stad liep en precies aan de overkant van de rails lag het terrein van de “Zeeland Coöp” waar hun zoon John werkte. Het gebeurde meermaals dat John aan het eind van de dag een paar vers gebakken of gekochte etenswaren in zijn auto vond om mee naar huis te nemen daar neergelegd door zijn zorgzame moeder.
Hoewel men over een auto beschikte bleven de paarden het meest gebruikte middel van transport en waren die de enige krachtbronnen voor het werk op het land voor John pas in 1946 zijn eerste tractor kocht.
Ook bleven er nieuwe toekomstige werkkrachten geboren worden: Mary in 1926; John jr. in 1927; en Leslie in 1928. Een dochter in 1930 geboren overleed spoedig.
Er was veel werk te doen op de boerderij. In het huis moest dagelijks gekookt en gebakken worden voor een gezin dat al uit elf personen bestond. De was werd met de hand gedaan met een “scrubboard” of een met de hand bediende machine die “humbuck” werd genoemd. Het huis moest schoon gehouden worden er moest worden genaaid versteld en op de baby’s gepast. Omdat er geen ijskasten waren moest het voedsel op een speciale manier bewerkt worden wilde het langere tijd goed blijven. Varkensvlees werd in repen gesneden in zout gerold en verpakt in houten vaten met nog meer zout. Zowel rundvlees als varkensvlees werd gebakken en dan ingemaakt. Melk moest worden gekookt en dan bewaard worden in het benedenhuis in een pan die dreef in een kuip met koud water.
Het meeste werk buitenshuis werd gedaan door de jongens hoewel de oudste meisjes ook hun aandeel leverden toen de andere kinderen nog klein waren. Dit hield ook in dat ze egden en ploegden achter een span paarden. Inde eerste tijd werd er iemand voor dit werk ingehuurd. Vader John droeg ook zijn steentje bij voor en na het werk bij de “Coöp”.
Vaak gaf hij als hij ‘s morgens naar zijn werk ging speciale aanwijzingen over wat er gedaan moest zijn tegen de tijd dat hij ‘ avonds terug kwam. Hij verwachtte dat dat gebeurde en daarom gebeurde het ook.
In het algemeen werden er vier gewassen verbouwd: mais haver tarwe en hooi alles voor de eigen veestapel. Die bestond uit 300 tot 400 kippen een paar varkens 10 Holstein melkkoeien plus wat jong vee en drie trekpaarden. De paarden werkten meestal als span van drie soms twee waarmee werd geploegd gesleept geplant gecultiveerd en geoogst.
Melk die niet zelf werd gebruikt werd tegen contanten verkocht. De meeste eieren werden ook verkocht tenminste voor zo ver men ze kon vinden in de nesten die over het gehele erf verborgen lagen tot in de kruipruimte onder het huis toe. Eieren vormden een belangrijk ruilmiddel bij de rondreizende koopman die regelmatig op het erf verscheen.
Men betaalde er mee voor kruidenierswaren en andere zaken die de handelaar uit zijn winkel meebracht. In de tijd dat de leg minder was werd het toegestaan op rekening te kopen zonder rente en als de kippen volop aan de leg waren werd de rekening vereffend en hield men er een poosje geld aan over.
De veestapel moest natuurlijk dagelijks gevoederd worden en er waren hokken en rennen die moesten worden gereinigd en paardentuig en machines en schuren die moesten worden onderhouden en gerepareerd. Iedereen was in de weer en had het druk tot etenstijd.
Dan zat het gehele gezin rond een grote vrijstaande tafel in de keuken waar “Pa” het “Onze Vader” in het Nederlands bad. Aardappelen vormden het belangrijkste gerecht op de boerderij en werden vaak twee keer per dag opgediend. Brood was er ook altijd zo veel men maar wenste. Vlees en pasteien en dergelijke werden echter zorgvuldig verdeeld. Iedereen wist hoeveel men mocht nemen en moest laten liggen om de schaal zijn weg rond de tafel te laten voltooien met altijd iets wat overbleef zodat de “grootste “eters nog eens konden nemen. Een gast aan tafel moet terecht verbaasd zijn geweest als aan tafel aan “Nod-dee” of “Tih” gevraagd werd de aardappelen door te geven.
Als gevolg van enkele uitspraakproblemen van de drie jongsten toen ze nog klein waren hadden alle kinderen rond de tafel opeens bijnamen die gretig werden opgepikt en ook door de oudere kinderen werden gebruikt. Zo werden Ada Lyda Jim Rose Jeanette Marie Johnie en Les in die volgorde “Aa-ed” “Lahd” “Dim” “Whaah-Tee” “Add-dee” “Nod-dee” “Tih” of “Wee” “Non-nee”en “Lah-lah” genoemd.
Als de avond vorderde en het donker begon te worden zat het gehele gezin rond de lampen waarvan er maar een paar waren. Eén stond op de keukentafel want de keuken werd altijd verwarmd. “Pa” had zijn schoenen uitgedaan en zat met zijn voeten hoog tegen de ovendeur van het fornuis op zijn schommelstoel de “Grand Rapids Press” te lezen en rookte zijn van een maiskolf gemaakte pijp gevuld met “Good Ole Summer Time Tobacco”. Ma stopte sokken of zette lappen op de lappen van al vaak gelapte overalls.
Een andere lamp was gereserveerd voor “Pa” en “Ma’s slaapkamer. Een derde en kleinere stond op een lege spijkerton op de overloop. Die moest voldoende zijn om wat licht te sprenkelen in elk van de slaapkamertjes. Als de kinderen aanstalten maakten om naar bed te gaan was er altijd wel Eén die zei dat “degene die het laatst in bed lag de lamp lager moest draaien”. Verder bleef de lamp de hele nacht branden de pit laag gedraaid tot de volgende ochtend.
Uiteindelijk zou aan het eind van de week op zaterdag iemand met de taak belast worden de lampen schoon te maken zodat ze voor zondag weer schoon waren en helder konden branden
Zo ging dit leven enige tijd zijn gang ook toen Viola Jean werd geboren in 1931 en Willard in 1932. Esther door een buurman van de naam “baby Et-tah” voorzien volgde in 1938 en Elmer bijgenaamd “Hum” in 1939. (Jeanie en Willie slaagden er op één of andere manier in aan een bijnaam te ontkomen).
Alle kinderen deden hun deel van het werk in en rondom het huis zodra ze daartoe in staat waren. Ieder ging in de week naar de tweeklassige plattelandsschool in de buurt. Op zondag waren er twee kerkdiensten één ‘s-morgens de andere ‘s-middags.
Vanwege de grootte van het gezin en de mindere grootte van de buggy of wagen ging men er in delen heen. De ene helft ging ‘s morgens de andere helft ging s ‘middags. Ondanks allerlei tactieken was het niet mogelijk altijd zicht te houden op het hoe en waar van ieder lid van het gezin. Een voorval dat dit treffend illustreert vond plaats op een avond toen “Pa” en “Ma” en alle kinderen één van hun vele gezellige bezoekjes brachten aan hun verwanten: de Krikke’s.
De kinderen speelden en de ouders keuvelden tot het laat was. Toen het tijd was om naar huis te gaan klom men in de auto en reed op huis aan. Onderweg besloot iemand de neuzen te tellen en …. echt waar eentje was er niet. “Pa” keerde de auto reed terug naar de Krikke’s en haalde de daar wachtende Rose op.
Er waren ook wel enkele traumatische momenten zoals die keer dat de twee oudste meisjes Ad en Lyd met de wagen en een span paarden er voor wat gingen rijden. De broertjes Les en Johnie reden mee. Aan het eind van de weg draaiden de paarden te kort en de verbinding tussen de voor- en achteras brak. De paarden raakten in paniek en sloegen op hol met het voorste deel van de wagen achter zich aan. Het achterste deel van de wagen met zijn bemanning kwam in de sloot terecht. Les kwam goed terecht maar Johnie kwam onder de wagen. Later op de dag toen de pijn toenam ontdekte men dat hij verschillende ribben had gebroken. Ondanks dit letsel raapte hij binnen een paar dagen alweer eieren uit de kruipruimte onder het huis.
HET NIEUWE HUIS
In de tijd dat het elfde kind Willard werd geboren was het duidelijk dat het bestaande woonhuis totaal ongeschikt werd voor het grote gezin. Het had twee verdiepingen met ongeverfde houten dwarsbalken. Beneden was er alleen een keuken bakkeet woonkamer en twee kleine slaapkamers. De rest van het gezin sliep op de onafgewerkte en in het algemeen onverwarmde zolder. Water bevroor daar ‘s nachts soms. Het interieur beneden was eveneens ongepleisterd en bestond eenvoudig uit horizontale rijen van grote houten planken die groen of grijs geverfd waren.
Nadat een schuur in een verschrikkelijke storm omver gewaaid was en was herbouwd in 1932 werd in het jaar daarop aan het nieuwe huis begonnen. Eerst moest het oude worden afgebroken. In de tijd dat het oude huis gesloopt werd en het nieuwe huis gebouwd werd vond het gezin tijdelijk onderdak in de andere gebouwen van de boerderij. Nogal wat bedden werden in de garage gezet en de rest van het gezin kreeg een plaatsje in een gedeelte van een oud kippenhok dat niet lang geleden nog omgebouwd was tot opslagplaats van machinerieën en landbouwbenodigdheden.
Het nieuwe huis was toen het eenmaal klaar was aanzienlijk ruimer en beter dan het vorige. Het was afgewerkt en van binnen en van buiten van boven tot onder geverfd. Beneden was er een grote keuken een woon- en eetkamer gescheiden van elkaar door een grote boog een slaapkamer en een kleine extra ruimte naast de keuken waar een kerosine-fornuis stond waarop soms gekookt werd. Boven waren er nog 4 slaapkamers. Het benedenhuis had een hout- en kolenkachel die later omgebouwd werd tot oliekachel. Aanvankelijk werd deze kachel alleen gebruikt als er bezoek was en soms op zondag. Verder woonde het gezin in de winter veelal in de keuken. Het houten kolenfornuis verwarmde de ruimte en werd natuurlijk ook gebruikt om op te koken.
Zoals het ook al was in het oude huis pompte een windmolen die buiten op het erf stond water door een leiding naar een grote voorraadtank hoog boven in de stal. Daar vandaan stroomde het dankzij de zwaartekracht door weer andere leidingen naar kranen in zowel de stal als in het huis.
Natuurlijk moest soms als de molen uitviel of als het enige dagen niet waaide het water in emmers dus met handkracht naar de stallen of het woonhuis getransporteerd worden.
Toen in 1937 werd de omgeving voorzien van elektriciteit. De kinderen keken toe toen er eerst lange rijen palen langs de wegen in de omtrek werden opgericht. Spannen paarden waren bezig er grote en zware rollen koperdraad langs te trekken. Bij iedere paal bevestigden de werklieden een zware rubberen bal aan het eind van de draad gooiden die over de dwarsligger van de paal trokken met een span paarden de draad strak aan en maakten de draad ter plekke vast.
De boerderij van de Kloostermans was al spoedig aangesloten. Het duurde echter nog wel tot 1948 voordat de eerste koelkast werd gekocht. Het nieuwe huis en de nieuwe voorzieningen vereenvoudigden het leven.
Niet lang daarna deed zich echter een nogal ernstige gebeurtenis voor de nog erg jonge Willard kreeg een zware longontsteking. De huisarts werd geroepen en concludeerde dat het vocht uit de longen moest worden afgevoerd. En dus letterlijk gebruik makend van wat voorhanden was werd de keuken omgebouwd tot een operatiekamer. De keukentafel deed dienst als operatietafel. Er werd een stuk rib verwijderd en een afvoerbuisje op de goede plaats naar binnen gebracht. De operatie slaagde en de jonge patiënt herstelde. Toen de jongere kinderen ouder werden vonden de oudere kinderen werk buiten de boerderij trouwden bijgeval en stichtten zelf gezinnen.
Alyda trouwde het eerst in 1935 gevolg door Ada in 1936. Beide huwelijken vonden plaats voor de geboorte van de twee jongste kinderen zodat er nooit meer dan 11 kinderen in het huis woonachtig geweest zijn. De gehuwde kinderen kwamen echter vaak langs en brachten hun kinderen mee. Op vele zondagmiddagen was het huis vol en werd er over vroeger en nu gepraat. De kinderen en aangetrouwde kinderen werden ook vaak ingeschakeld om te helpen in de oogsttijd wanneer er extra werkkracht nodig was.
In die tijd woonden de bejaarde Jacobus Kloosterman en Adriana Wabeke nog steeds aan de Harrison Avenue waar ze bleven tot Adriana’s dood op 78-jarige leeftijd (8 februari 1941). In 1942 verkocht Jacobus het huis voor $1700 en woonde terwijl zijn gezondheid hem steeds meer in de steek liet enige tijd bij zijn zoon John en ook bij zijn dochter Bertha. Daar stierf hij ook op 7 oktober 1942 81 jaar oud.
In 1957 hij was toen 67 jaar en had zo’n 33 jaar bij de “Zeeland Co-op” gewerkt ging John Kloosterman Sr. het wat rustiger aan doen. Drie jaar later in 1960 had hij een stuk van de stal omgebouwd tot kippenhok met als doel toch nog wat productief werk te verrichten en voor wat extra inkomen te zorgen.
Dit relatief gezien dus rustige leventje werd echter op een stormachtige zondagmiddag in januari 1964 onderbroken. Een sneeuwstorm was er de oorzaak van dat John en Lena zeer tegen hun gewoonte in niet naar de kerk waren gegaan. Ze waren alleen thuis en John dutte wat in een gemakkelijke stoel in de zitkamer. Lena kwam de kamer in en sloeg onmiddellijk alarm toen ze vlammen ontdekte die uit het verwarmingsrooster naast de stoel kwamen. John was snel wakker en rende naar het benedenhuis in de hoop daar de haard van de brand te ontdekken en de vlammen met water te doven.
De brand had zich echter al snel uitgebreid. De draden naar de waterpomp brandden door de elektriciteit viel uit en daarmee viel de waterdruk weg. Intussen had het huis zich met rook gevuld en Lena’s poging om te telefoneren bleef vruchteloos omdat de rook zo dicht en verstikkend was dat ze de nummers niet meer kon lezen.
De telefoon viel van de haak en beiden renden naar buiten. De dichtstbij wonende buren waren snel bereikt maar ook hun telefoon bleek onbruikbaar omdat die op dezelfde lijn was aangesloten als die van de Kloostermans die van de haak gevallen was. Tenslotte arriveerde de brandweer toch nog op tijd om de schade binnen de perken te houden.
Een onderzoek wees uit dat de brand waarschijnlijk het gevolg was van een verkeerd gemonteerde schoorsteenpijp. Het vuur had zich snel door het benedenhuis kunnen verspreiden via de daar aangebrachte drooglijnen. Er was in het benedenhuis veel brandschade en de rest van het huis had aanzienlijke rook- en waterschade opgelopen. Alles werd echter hersteld en gelijktijdig werden er enkele verbouwingen aan het interieur uitgevoerd. Het huis was spoedig weer bewoonbaar en het leven ging weer zijn gewone gang.
Kinderen en kleinkinderen bleven nog steeds langskomen op de boerderij. Er werden zelfs familiereünies gehouden meestal in de tijd rond Kerstmis. Die werden soms bezocht door wel 150 personen.
John leefde tot zijn 82e jaar en stierf op 28 mei 1972. Zijn vrouw Lena leefde nog 8 jaar en overleed op 5 augustus 1980 op 87-jarige leeftijd. Beiden werden begraven op de begraafplaats te Zeeland.
In 1983 hadden al hun kinderen met hun echtgenoten zich gevestigd binnen een straal van even elf mijlen rondom de boerderij niet verder dan kraaien vliegen vanaf de plaats waar ze geboren worden. Het huis en de boerderij aan de New Holland Street werden verkocht aan een buurman in het najaar van 1979.
Hier volgt een volledige lijst van John en Lena’s nageslacht in 2 opeenvolgende generaties:
- ADA trouwde met Raymond Brower.
Hun kinderen: Harvey, Lois, Verna, en Karen. - ALYDA trouw de met Alvin Prins.
Hun kinderen: Joyce, Betty, Ronald, Julie en Vicky. - JAMES trouw de met Ida Elzinga.
Hun kinderen: Robert en Janet. - ROSELLA trouw de met Willard Deys.
Hun kinderen: Shirley, Roger, Sandra, Bruce en Barbara. - EDWARD trouwde met Ella Westveld.
Hun kinderen: Carol, Danny, Luanne en Scott. - JEANETTE trouwde met Theodore Reuschel.
Hun kinderen: Theodore, Donald, Mark en Jeffrey. - MARYÂ trouwde met Cornelius (Bud) Caauwe.
Hun kinderen: Sherry, Terry, Dawn, Mike, Ellen en Dennis. - JOHN jr. trouwde met Elaine Zwagerman.
Hun kinderen: Rosanne, Lilah, Jack, Paul en Michael. - LESLIE trouwde met Marge Fockler.
Hun kinderen: Roxanne, Kim, Pamela en Lonny. - VIOLA trouwde met Frank Westveld. Hun kinderen: Kathy, Rodney, Tammy, Barry en Brent.
- WILLARD trouwde met Arlene Windemuller.
Hun kinderen: Beth, Debra en Jayne - ESTHER trouwde met Lester Weenum.
Hun kinderen: Nancy, Larry, Bonnie en Jan. - ELMER trouwde met Dorene Romeyne.
Hun kinderen: Scott, Mark en Rhonda.
In totaal bestond het nageslacht van John Kloosterman en Lena Bakker in mei 1983 uit deze 13 kinderen 54 kleinkinderen 78 achterkleinkinderen en 2 achterachterkleinkinderen. En in de traditie van Jacobus Kloostermannen Adriana Wabeke tussen de kleinkinderen treft men 1 paar tweelingen aan en tussen de achterkleinkinderen vindt men 3 paren tweelingen.
Zeeland, Michica, USA
Zeeland is een city in Ottawa County, in de Amerikaanse staat Michigan. De stad had bij de bevolkingstelling in 2000 zo’n 5805 inwoners.
De plaats is gelegen in het westen van de Zeeland Charter Township. De stad is genoemd naar de Nederlandse provincie Zeeland omdat de eerste bewoners in 1847 ervandaan kwamen. Het landschap was toen nog vooral bos en er woonden indianen. Er was in het eerste jaar goed contact tussen de immigranten en de Ottawa-indianen. Dankzij die indianen wisten de immigranten het dat jaar ondanks ziekte en schaarste aan voedsel uit te houden. In de herfst van 1848 begonnen de Zeelanders met het ontbossen van het bosland om blokhutten te gaan bouwen; er zouden er een aantal maanden later 120 van verrijzen. De leefomgeving van de indianen was door de ontbossing geheel veranderd.
Uiteindelijk groeide de plaats uit tot een stadje en werd in 1907 ook als zodanig erkend. In 1997 woonde een delegatie uit de Nederlandse provincie Zeeland de festiviteiten bij ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan.
De stad ligt vlak bij een andere naar een Nederlandse benaming genoemde stad, namelijk Holland. In North Dakota ligt eveneens een dorp genaamd Zeeland, maar dat is veel kleiner.