Nasleep van de overstroming in Oude-Tonge, Goeree-Overflakkee, Nederland

De Ramp, zo is de watersnoodramp van 1953 bij het merendeel van de Zeeuwse bevolking bekend geworden. Het zit zo diep in het collectieve bewustzijn dat er geen woorden aan vuilgemaakt hoeven te worden. Het begon op 31 januari 1953. Een felle noordwesterstorm raasde over land en zee. Op zich was dat geen reden tot paniek. Maar rond half 11 die avond zou het laag water zijn en stond het water nog steeds op vloed (omdat het springtij was en de wind het water vanuit de Noordzee omhoog had gestuwd). Die combinatie werd fataal. Terwijl veel Zeeuwen sliepen, braken de dijken op meerdere plaatsen. Slechts een paar mensen die gewaarschuwd waren, hadden op beperkte schaal voorzorgsmaatregelen genomen.

De eerste overstromingen Het waren vooral de polderdijken aan de zuid- en oostkant van de eilanden die als eerste overstroomden. Dat kwam doordat het water in de zeearmen ver landinwaarts flink was gestegen. Hier lagen ook de lagere en minder goed onderhouden dijken. Rond half vier bereikte het water zijn hoogste stand (455 centimeter boven zeeniveau – maar liefst drie meter boven het normale vloedpeil). Op tientallen plekken braken dijken door. Goeree-Overflakkee stond bijna helemaal onder water. In Zeeland stroomde het zeewater vooral op Schouwen-Duiveland, Sint-Philipsland, Tholen en delen van Noord-Beveland en Zuid-Beveland de polders in. Op Schouwen-Duiveland bleven alleen het duingebied bij de Kop van Schouwen en een aantal polders bij Zonnemaire gespaard. Veel mensen werden in hun slaap overvallen.

Wonder van Colijnsplaat
Een aantal mannen in Colijnsplaat probeerde wanhopig om te voorkomen dat de vloedplanken en de steunbeer door het hoge water zouden bezwijken. Een door de storm losgeslagen bak fungeerde toevallig als golfbreker voor de dijkdoorbraak en redde zo Colijnsplaat van een overstroming. Deze gebeurtenis staat bekend als het Wonder van Colijnsplaat. Het monument ‘Houen Jongens’ in de oude haven van Colijnsplaat herdenkt dit wonder. Het toont een aanzwellende golf, de vloedplanken en een mensenhand. Ook bij de coupure (dijkdoorbraak) in Colijnsplaat zijn nog vloedplanken te vinden.

Ontsnapping en de eerste reddingspogingen Mensen vluchtten naar hoger gelegen gebieden. Soms naar een nabijgelegen dorp of dijk, maar vaak ook naar de zolders of daken van hun huizen. Zondagmorgen waren er een aantal kleinere reddingspogingen. Particulieren haalden mensen uit hun huizen en ook vissersboten werden ingezet. Afgesloten van de buitenwereld, soms gewoon niet competent of wachtend op instructies ‘van bovenaf’, bleven de autoriteiten op veel plaatsen in gebreke.

Tweede overstroming
Op 1 februari was het water nauwelijks gezakt en de tweede overstroming steeg nog verder. Veel mensen hadden geen andere keus dan opnieuw te vluchten naar een plek zo hoog mogelijk. Deze nieuwe verraderlijke aanval van water bleek nog dodelijker.

15 Amsterdamse brandweerlieden aan het werk in Oude Tonge

Slachtoffers
In totaal verloren 1836 mensen het leven in Nederland door deze overstroming. In Zeeland vielen 873 slachtoffers. In de provincie zijn 125 polders met een oppervlakte van bijna 40.000 hectare overstroomde. Bij de tweede vloed van zondagmiddag kwamen veel mensen om het leven, vooral op Schouwen-Duiveland (534). Op het eiland Tholen werd Stavenisse het zwaarst getroffen. De dijken braken over een lengte van 1.800 meter, waarbij 156 mensen omkwamen .

Op de weg tussen Sint-Maartensdijk en Stavenisse staat het monument ‘Zeemonster’, dat de watersnoodramp van 1953 herdenkt. Aan de ene kant lijkt het kunstwerk op een vis, aan de andere kant stelt het een monster voor. Volgens Gerrit Bolhuis, de maker, deze ambivalentie is kenmerkend voor de relatie tussen Zeeuwen en de zee. Het staat op een plek waar na de ramp meerdere slachtoffers zijn gevonden. Naast het monument geeft een markering de waterstand aan tijdens de ramp en in de verte zie je de herstelde dijken.

Noodhulp en evacuatie
Pas vanaf maandag 2 februari is er een grote- grootschalige noodhulpacties op gang kwamen. In de dagen die volgden, arriveerde ook uitgebreide internationale hulp. Bijna 100.000 mensen moesten het water ontvluchten en werden geëvacueerd. Vaak kregen ze onderdak van gastgezinnen die dit vrijwillig aanboden. Een maand na de ramp, meer dan 72.000 mensen verbleven nog steeds op hun evacuatieadressen. In oktober 1953 waren 11.000 mensen nog steeds niet teruggekeerd. Noorwegen, onder andere, doneerde houten noodwoningen aan Nederland. Een van deze noodwoningen kunt u bezichtigen in het Streekmuseum De Meestoof in Sint Annaland.

Restauratie
In Zeeland ontstonden door de ramp dijkdoorbraken van 3,5 kilometer. Het veroorzaakte schade aan een totale lengte van 38 kilometer dijken in Zeeland. Het herstel van de dijken begon snel. In het begin was het bijna allemaal handwerk (zandzakken). Al snel waren moderne middelen beschikbaar. De grootste dijkdoorbraak was de Schelphoek op Schouwen . Het was 525 meter breed en 37 meter diep op het diepste punt. Op veel plekken in Zeeland zie je nog sporen van de dijkdoorbraak, omdat er aan de oeverzijde kreken liggen. Dat is ook het geval bij de Schelphoek. De oude dijk is hier niet gerepareerd (het gat was te groot) maar er is een ringdijk verder landinwaarts aangelegd. Vanaf deze nieuwe dijk is goed te zien wat er nog over is van de oude dijk (en dus ook het gapende gat). De kreken zijn nu omgeven door een natuurgebied dat zeer uitnodigend is om in rond te wandelen.

Plaatsing van de caissons bij Ouwerkerk, 1953 (Beeldbank Rijkswaterstaat, afdeling Multimedia).
Plaatsing van de caissons bij Ouwerkerk, 1953 (Beeldbank Rijkswaterstaat, afdeling Multimedia ).

Watersnoodmuseum
In de nacht van 6 op 7 november 1953 werd de laatste dijkdoorbraak bij Ouwerkerk gedicht met vier caissons (grote betonblokken in kolken). Dit trok veel bekijks en het gejuich nadat de sluiting enkele minuten duurde. Dergelijke caissons zijn op andere plaatsen in Zeeland gebruikt (je ziet er nog één bij Schelphoek en twee op het strand bij Rammekens). Maar de bekendste caissons zijn ongetwijfeld die bij Ouwerkerk. Dit komt omdat de Het Watersnoodmuseum is hier gevestigd in de caissons zelf. Ze zijn elk zestig meter lang en twintig meter breed en hebben elk een eigen thema. Je leert de feiten over de ramp, maar ook veel persoonlijke verhalen. Die worden vaak verteld aan de hand van persoonlijke cadeaus. Achter een simpele koffer of een herdenkingsspeldje zitten hele geschiedenissen. Ook kijken ze vooruit naar de toekomst waarin klimaatverandering weer eens een rol kan spelen. zoveel problemen met water veroorzaken.

De aanleiding voor het Deltaplan
De watersnoodramp dwong de autoriteiten om de feiten onder ogen te zien. Er was te weinig onderhoud gepleegd en de dijken waren verre van toereikend. Mensen kwamen tot het besef dat dit niet meer mocht gebeuren. Er waren drastische maatregelen nodig om mens, dier en land te beschermen. In de decennia na de watersnoodramp werd het Deltaplan uitgevoerd. Dijken werden versterkt en estuaria gesloten om een ​​nieuwe ramp te voorkomen.

Source, credit:
Artikel uit  “Zeeuwse Ankers
Foto’s: Wikipedia Commons